Preek van de week

Preek weekend 18-19 maart

Lezing uit het eerste boek Samuel. 1 Samuël 16, 1b.6-7,10-13a
Lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus
aan de christenen van Efeze. Efesiërs 5,8-14
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus
volgens Johannes. Joh. 9, 1-41

Broeder en zusters in Christus,

Als mensen getroffen worden door het kwaad, door ziekte en sterven, terreur of natuurrampen, dan vragen zij zich wel eens af: ‘Waaraan heb ik dit verdiend? Ik heb toch niets verkeerds gedaan?’ Het kwaad dat hun overkomt interpreteren zij als een straf en dus een straf van God. Die vraag stellen ook de apostelen vandaag aan Jezus bij het zien van de blindgeborene: "Rabbi, meester, wie heeft gezondigd, hijzelf of zijn ouders, dat hij blind geboren werd?" De leerlingen zien het kwaad als een straf voor de zonden, van hemzelf of in dit geval van zijn ouders. Dat doen de farizeeën ook. Zij zeggen tegen de blindgeborene: “In zonden ben je geboren”. Jezus geeft een heel direct antwoord op die vraag: “Noch hij, noch zijn ouders hebben gezondigd.” Het lijden dat mensen treft, is geen straf voor de zonden. Maar betekent dat dan dat hij zondeloos is, dat hij nooit iets verkeerds gedaan heeft? Nee, dat zegt Jezus niet. Integendeel. Jezus zegt: “De werken Gods moeten in hem openbaar worden.” De blindgeborene heeft juist Gods hulp nodig, is van God afhankelijk.

Jezus doet een genezing om iets te laten zien. Jezus wil laten zien dat Hij Gods Zoon is. De Zoon van God is naar ons toe gekomen is, juist om ons te verlossen uit de macht van de zonde en het gevolg van de zonde: de dood. En omdat wij allen ten dode zijn, zijn wij allemaal in de macht van de zonde en hebben wij allemaal verlossing nodig. Alleen de Zoon van God kan de macht van de zonde breken, Hij is het die de zonde van de wereld wegneemt. Wij zijn allemaal van Hem afhankelijk voor onze verlossing.

Maar dat willen de farizeeën niet zien. Zij staan niet stil bij het spectaculaire wonder dat Jezus verricht heeft. Zij staren zich blind op het feit dat Jezus op sabbat genezen heeft. Jezus heeft
juist op de Sabbat genezen omdat Hij de Heer van de sabbat is, dat God hier aan het werk is. De farizeeën zien dat niet, willen dat niet zien, zij zijn ziende blind.

De farizeeën zelf denken God aan hun kant te hebben. Zij zijn niet ziek, zij lopen in mooie gewaden, dus zijn zij niet gestraft, en kijken daarom vol minachting neer op de blindgeborene en zeggen hem: Jij bent in zonden geboren en jij, die in zonden geboren bent, jij moet niet denken dat jij ons de les kunt lezen? Zo verstard zijn de farizeeën.

De blindgeborene heeft heel zijn leven die minachting mee moeten dragen: “Het zijn jouw zonden waardoor jij blind geboren bent”. De blindgeborene die heel zijn leven die vernedering heeft moeten verduren, staat machteloos tegenover de arrogantie van de Farizeeën die zeggen: Het is de straf van God, dat jij in zonden geboren bent.
Jezus nu geneest deze blindgeborene. Daarmee heft Hij de zg. straf van God op. Jezus toont in tegenstelling tot de farizeeën, dat God barmhartig is, dat Hij medelijden heeft met deze blindgeborene. En dat gaat bij de farizeeën niet in. God heeft jou gestraft en dan gaat Hij jou niet genezen. Dan zou God in tegenspraak zijn met Zichzelf. Jezus past niet in het denken van de farizeeën.
Maar Jezus is juist gekomen om dat denken te doorbreken. Daarvoor gebruikt Jezus beelden: zoals jonge wijn kun je niet in oude zakken doen, dan gaan die zakken bersten. Jezus is als de jonge wijn die de oude denkgewoonten doen springen. De farizeeën zijn in hun oude denken geheel verstard.

De blindgeborene die genezen is, is blij en dankbaar. Hij moest bedelen, hij was geheel afhankelijk van anderen, hij werd altijd vernederd en voelde zich vernederd. Nu heeft hij zijn vrijheid gekregen. Hij kwam tot nieuw leven. Hij kreeg het licht in zijn ogen. Jezus heeft Hem verlicht. Maar het wonder gaat verder, niet alleen dat zijn ogen genezen werden. Hij die blind geboren was, komt tot geloof. En de farizeeën niet.

De blindgeborene moet zich wassen in de vijver Silóam. Hij moest het slijk dat op zijn ogen zat, het slijk der aarde afwassen. Silóam betekent gezondene. Hij wordt naar die vijver gezonden om te kunnen zien met zijn ogen. Jezus is de Gezondene van God. Hij moet naar Jezus toe gaan om zijn ogen van het geloof te openen.

We zien het geloof van de blindgeborene groeien tegen de verdrukking in. De farizeeën vragen eerst: "Wat zegt gijzelf van Hem, daar Hij u toch de ogen geopend heeft?" De genezene antwoordde: "Het is een profeet." De farizeeën antwoorden: Wij weten dat die man een zondaar is." De blindgeborene reageert: “Ik ben niet zo overtuigd dat Hij een zondaar is, maar ik weet wel dat Hij mijn ogen geopend heeft. En als deze man niet van God kwam, had Hij zo iets nooit kunnen doen." Bij de farizeeën kan die man niet van God komen want Hij doet het op sabbat. En de farizeeën zeggen: ‘En jij denkt ons een les te kunnen lezen?” Toen wierpen de farizeeën hem buiten. De blindgeborene wordt uit de gemeenschap gestoten, hij wordt geëxcommuniceerd.
Deze verstotene gaat naar Jezus toe. In dat gesprek met Jezus maakt Jezus Zichzelf bekend. “Gelooft gij in de Mensenzoon?” vraagt Jezus. Die vraag kan ook aan ons gesteld worden. “Wie is Hij, Heer, dan zal ik in Hem geloven”. En dan zien wij dat Jezus Zich aan deze man openbaart, dat Hij zegt wie Hij is. Jezus zegt: "De Mensenzoon, Gij ziet Hem, het is Degene, die met u spreekt." Toen zei hij: "Ik geloof, Heer." En hij wierp zich voor Hem in aanbidding neer. De ogen van het geloof gingen voor hem open. Gaan onze ogen nu ook open?

De man was blind geboren opdat hij tot geloof zou komen, om in Jezus de Zoon van God te zien! God heeft hem genezing en vrijheid gebracht. Jezus heeft hem opgeheven uit zijn vernedering. Zo is God ook voor ons. Jezus, de Zoon van God, wil ook onze Verlosser zijn, Jezus wil ook ons hoog verheffen. Hij wil ons opnemen in zijn heerlijkheid en ons met Hem doen zetelen aan de rechterhand van de Vader. Laten wij ons niet blind staren als ons ziekte en onheil en teleurstelling over ons komen. Jezus is bij ons en Hij verheft ons en verlost ons. Jezus is ons licht, ons eeuwig leven. Dat mogen wij vandaag zien. Het licht van Pasen schijnt op deze vierde zondag door de veertigdagentijd heen en kleurt deze zondag roze. Jezus is onze redder en verlosser in de mate dat wij op Hem vertrouwen.

In de Veertigdagen tijd mogen we bijzonder ook de hulp inroepen van de Heilige Maagd Maria, de Moeder van God, Moeder van Christus en Moeder van de Kerk. Zij is onze moeder. Moge God ons, op haar voorspraak, onze ogen laten opengaan, dat wij mogen zien dat Jezus de Verlosser van de wereld is, dat Hij gekomen is om ons zijn barmhartigheid te bewijzen.
OLV ter Eik bid voor ons. Amen.